Muzikant en liedjesschrijver Sonny Curtis van 'I fought the law' overleden
De Amerikaanse muzikant Sonny Curtis is op 88-jarige leeftijd overleden. Hij speelde als gitarist met Buddy Holly en talloze andere artiesten, maar is internationaal vooral bekend als schrijver van I fought the law, door The Clash wereldberoemd gemaakt.
De in Texas geboren Curtis groeide op met Buddy Holly. Allebei muzikaal aangelegd probeerden ze samen op hun autoradio verre muziekstations te ontvangen om nieuwe muziek te horen. "Zoals de blues of andere 'zwarte' muziek. Dat had je niet in Lubbock." Curtis gaf ooit zijn laatste kwartje uit om een nieuwe single van Chet Atkins op de jukebox te kunnen horen.
Curtis speelde aanvankelijk leadgitaar in hun gezamenlijk band The Crickets, maar toen de talentvolle Holly een steeds grotere rol opeiste, verliet Curtis de groep. Dat was kort voordat Holly doorbrak met That'll be the day. Curtis had op een vroege versie daarvan nog slaggitaar gespeeld, maar een andere versie werd een hitsingle.
Breuk met HollyOmdat rock 'n roll hem niet zo lag, had Curtis Holly ingeruild voor een toer met westernzanger Slim Whitman. "Geld was de belangrijkste reden", keek Curtis later terug op dat moment. "Slim Whitman betaalde en dat hadden we lang niet altijd meegemaakt."
Curtis hield zich in de vroege dagen van de rock 'n roll op in de cirkels van grootheden als The Everly Brothers, Roy Orbinson en Elvis Presley. Nadat Buddy Holly in 1959 was omgekomen bij een vliegtuigongeluk, keerde Curtis terug naar zijn jeugdbandje.
Een van de nummers die hij met hen opnam, was het door hem geschreven I fought the law, over een crimineel die tijdens het stenen breken in de gevangenis terugkijkt op zijn mislukte misdaden: "the law won". Een specifieke inspiratie voor het nummer had hij niet: "Het was niet zo dat ik zelf de wet overtrad ofzo, zoiets deden we niet".
Het nummer werd een hit in de uitvoering van Bobby Fuller een paar jaar later. Het was die versie waar de Britse rockband The Clash geen genoeg van kon krijgen toen ze hem ontdekten in een jukebox in San Francisco.
De Britse rockers namen een eigen versie op met rollende drumpartijen en snerpende gitaren, die hun eerste single in de VS zou worden. Hoewel puristen vreesden dat The Clash zijn ziel verkocht met een commerciële cover in plaats van eigen punkcomposities als London's burning en White riot, geldt het nog altijd als een van de grootste hits van de band.
Curtis kon de ruigere versie wel waarderen. "Het is een fantastische versie", oordeelde hij ooit. "Alive and kicking." Punkband The Dead Kennedy's had eerder nog een alternatieve versie opgenomen, waarin de crimineel wegkomt met zijn misdaden: "The law don't mean shit if you got the right friends."
Ook andere composities van Curtis werden bekend. In de VS groeide zijn Love is all around uit tot een van de bekendste tv-tunes als titelsong voor The Mary Tyler Moore Show. Artiesten als Bing Crosby, Bruce Springsteen en de Grateful Dead namen andere nummers van hem op.
Leo Sayer scoorde in 1980 nog een hit met More than I can say, hoewel Curtis' medetekstschrijver Jerry Allison toegaf dat de eerste woorden "Whoa whoa, yeah yeah" eigenlijk vulling waren geweest. "We konden bij het schrijven geen eerste zin bedenken en waren van plan dat later nog in te vullen. Daar zijn we nooit meer aan toegekomen."
Vanwege zijn bijdragen aan de rock 'n roll werd Curtis in 2012 met The Crickets opgenomen in de Hall of Fame, "als inspiratie voor alle garagebandjes van duizenden kinderen over de hele wereld".
Curtis overleed in zijn woonplaats Nashville.